donderdag 30 oktober 2014

Verwerkingsopdracht Middeleeuwen: 'Mariken van Nieumeghen'

Opdracht

Als Moenen een duivelse loverboy uit 2014 zou zijn, hoe zou hij een hedendaagse Mariken dan verleiden? Met een Zalando-kreet of een gegarandeerde plek bij de studie medicijnen? Laat je fantasie de vrije loop en beschrijf de verleidingstruc.

Verhaal

Het geluid wat ik hoorde, was overweldigend toen ik richting de terrassen liep. Nijmegen bruiste van de feestgangers die hun toevlucht zochten in café ’T Hoekje. Massaal zag ik hen het geluk vinden in een glas alcohol. Ik liep verder, onwetend over wat ik verderop voor schone verschijning zou tegenkomen. Met de handen in de zakken, het was ondertussen eind september,  liep ik de stoepen van de binnenstad op en af. De straat waar ik nu in liep was rustig, stil. Hier en daar kwam ik een passant tegen. De een liet zijn hond uit, de ander kriskraste dronken de weg over. Toen ik bijna over een losse tegel struikelde,  zag ik haar: hoge hakken, kort rokje en lange haren. Mijn aandacht had ze meteen. Ze zat alleen op het trottoir, haar nagels tot aan de riemen afgebeten. Charmant als ze was, zat ze daar. Moederziel alleen in de kou. Vol vertrouwen liep ik op haar af. Twee meter van haar verwijderd leken mijn hersenen pas te werken: Wat moest ik tegen haar zeggen? ‘Lekker weertje hè? Kom je hier vaker? Ik ben mijn telefoonnummer kwijt, mag ik die van jou?’ Nee Moenen, jemig man wat dacht je nou. Toen ik op het punt stond rechtsomkeert te maken hoorde ik haar fluweel zachte stem; ‘Hallo vreemdeling’, was wat ze zei. Verstijfd stond ik daar, met mijn rug naar haar toe. Had ze het tegen mij? Vertwijfeld keek ik haar aan. ‘Jij ja', nog een keer die zachte stem. ‘Oh hallo’, zei ik zo nonchalant mogelijk. Toen ze opstond om zich aan mij voor te stellen, zag ik dat ze haar vest aan had. Achterop las ik in witte letters ‘Emmeken’. ‘Emmeken dus, mooie naam’. ‘Hè’, zei ze. ‘Emmeken’ , zei ik dit maal wat luider.  ‘Oh!’ , hoorde ik uit haar mond komen. ‘Dat is niet mijn naam, maar die van mijn zusje. Dit is haar vest snap je’. ‘Juist ja..…’ Ik voelde me met de minuut dommer worden. Wat dacht ze wel niet van me. Ze zag me piekeren.‘ Als je Emmeken mooi vindt, mag je me wel zo noemen hoor’. Een speelse tik belandde op mijn schouder, gevolgd door een knipoog. Ik raapte mijn moed weer bijeen. ‘Dus Emmeken, wat doet zo’n mooie meid als jij hier zo laat alleen. Weet je niet dat de straten van Nijmegen gevaren met zich meebrengen?’ ‘Jawel, maar ik ben een sterke meid’, hoorde ik haar zeggen. Ik zag in een flits dat ze haar tranen verbeet en snel een andere kant op keek. Ik sloeg mijn arm om haar heen en wreef met mijn hand over haar rug. Zachtjes hoorde ik haar snikken. ‘Hé, doe maar rustig. Wat is er?’ Ze keek me aan met haar natte ogen. ‘Ik..ik..mijn’ , stamelde ze. Nadat ze een diepe teug ademhaalde, stopte het snikken. ‘Ik ben hier alleen, zei ze, ik woon hier helemaal niet en heb geen onderdak voor de stille nacht. Mijn tante woont in dat huis daar’. Ze wees naar de overkant van de straat. ‘Ze laat me niet bij haar logeren vannacht’. Ze keek naar beneden, in het licht van de lantaarns zag ik dat haar wangen rood werden. Zenuwachtig plukte ze aan haar kleren. Ik wist welke vraag ze aan me wilde stellen en deed het daarom zelf maar. ‘Zeg, ik woon hier toevallig erg dichtbij, zelfverzekerd ging ik verder, zou je de nacht misschien bij mij willen doorbrengen?’ Ze keek me met grote ogen aan, aarzelde. Was dit dan niet de gedachte die zij ook had? Had ik weer iets doms gevraagd? ‘Als je de nacht bij mij doorbrengt, kopen we morgen meteen een stel nieuwe kleren voor je’. De kleren die ze nu aanhad waren vies geworden van de stoep waar ze op was gaan zitten. Ze zag wel wat in mijn aanbod. Haar blik veranderde en ze stemde volledig in. ‘Wat zou het ook, je lijkt me een aardige jongen. Ik heb de kans helemaal niet gekregen om je naam te vragen besefte ze hardop’. ‘Moenen’. ‘Moenen, apart. Apart is goed’ , voegde ze eraan toe toen ze mij vreemd zag kijken. Ik rolde met mijn ogen.

Na vijf minuten lopen, waren we bij mijn appartement aangekomen. In die tijd was Emmeken van huilend meisje naar enorme flapuit gegaan. Ze voelde zich ontzettend op haar gemak en deed alsof we elkaar al jaren kenden. Voor de deur stopte ik. ‘Nou dit is het dan, mijn kasteeltje in het mooiste stuk van Nijmegen’. ‘Wat is dat’, vroeg ze me. Ze wees naar het kasje wat boven de bel hing. ‘Dat, Emmeken, is voor de veiligheid. Ik moet daar een code invullen zodat ik naar binnen kan. Weg met die ouderwetse sleutels’, lachte ik. Ik toetste mijn code in, ‘9…6…2…2’, mompelde ik hardop. ‘Hoe onthoud je dat’, vroeg ze nieuwsgierig. ‘Dat is de truc, zei ik zelfverzekerd, ik heb voor alles dezelfde code. Pinpas, telefoon, appartement en ga zo maar door. Na een tijdje onthoud je het dan wel’. ‘Slim van je’. We stapten binnen. Ik pakte haar vest aan en toen ze de trap op liep streek ik met mijn vingers over de witte letters op de achterkant. Ik hing het op en liep haar achterna. In de woonkamer zag ik haar alles bewonderen. Van mijn schilderijtjes tot de kerstkaarten toe, alles werd geïnspecteerd. Ja, ik had al kerstkaarten. Dit terwijl  Kerstmis zeker nog twee maanden op zich liet wachten. Mijn familie was hier altijd al enthousiast mee geweest. ‘Beter vroeg dan nooit!’ was een bekend familie gezegde. Ze liep naar me toe. ‘Waar kan ik slapen?’ , vroeg ze me. ‘Ik slaap wel op de bank,  flapte ik er meteen uit, slaap jij maar in mijn bed’. Toen ik haar naar haar kamer leidde, draaide ze zich om. Een kus verwarmde mijn wang. ‘Bedankt Moenen..’, fluisterde ze in mijn oor. Ik schonk haar een glimlach. ‘Geen probleem’. 

De volgende ochtend werd ik wakker van een deur die hard dichtklapte. Mijn ogen schoten open. Ik keek op mijn horloge. Half twaalf al! Ik haastte me in mijn kleren. Vlug maakte ik een ontbijtje voor Emmeken die nog lag te slapen. Ik liep naar haar kamer toe en een vervelend gevoel bekroop me. Toen ik de deur open deed, begreep ik waarom. Daar stond mijn bed, maar geen Emmeken te bekennen. Een briefje op het nachtkastje greep mijn aandacht.


Bedankt Moenen. Die nieuwe kleren gaan wel
lukken denk ik zo.
Liefs Emmeken


Haastig liep ik de woonkamer in. Ik zocht mijn portemonnee. Hij lag op de keukentafel. Vlug pakte ik hem op en keek. Toen zag ik het; mijn pinpas ontbrak. Pinpas? ‘Maar hoe weet ze mijn pinco…’ Toen begreep ik hoe dom ik was geweest.

vrijdag 10 oktober 2014

Verwerkingsopdracht bij literaire werk over W.O.I – opdracht 1: Hoe het zover gekomen is

Meester Mitraillette, Jan Vantoortelboom

Korte samenvatting van het boek:
Meester Mitraillette gaat over David Verbocht (22) en speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog en de aanloop hier naartoe. David is meester op een katholieke school in Elverdinge. Dit doet hij met plezier , maar alles verandert wanneer hij door het noodlot getroffen wordt en in de loopgraven terecht komt. Als hij de regels overtreedt om zijn geliefde te bezoeken, staat hem de doodstraf te wachten.

Het boek beschrijft drie tijden: het nu, waarin David wacht totdat zijn medesoldaten hem zullen doodschieten. Zijn kindertijd, waarin we veel over Davids kinderjaren te weten komen en met name belangrijke zaken over zijn gezin. Waaronder ook de dood van zijn broertje ‘Rattekop’ en de jaren waarin hij schoolmeester is. Hierbij speelt de band die hij met een van zijn leerlingen heeft een grote rol.

Opdracht 1: Hoe het zover gekomen is.
In het boek worden vooral de jaren voor de oorlog beschreven. Op de laatste paar bladzijden bevindt de hoofdpersoon zich pas echt in de oorlog. Dit is dus heel kort en daarom is het ook moeilijk te zeggen hoe de Duitsers beschreven worden. Wel komt er één korte zin in het boek voor die ons iets over de Duitsers vertelt. In dit stuk bevindt David zich in de loopgraven en hier leert hij de broers Vermeulen kennen: Een van de broers, Jef, was verliefd op een zekere Lora. Hij wilde haar vragen om met hem te trouwen als hij terug kwam van de oorlog. Maar ze woonde in bij de notaris en allerlei geruchten deden de ronde over haar. Hij hoopte dat ze niet waar zouden zijn. Hij zei dat de notaris met de Duisters heulde en dat hij hem nog wel eens een lesje zou leren.
Om deze onderstreepte zin gaat het. We zien door gebruik van het werkwoord ‘heulde’ , wat  samenwerken met de vijand betekent, dat de Duitsers negatief worden bekeken. Ze worden gezien als de grote vijand.

Over de aanloop naar  de oorlog toe horen we iets meer. David zit tijdens het uitbreken van de oorlog  in de gevangenis van Ieper. De eerste zinnen over de oorlog krijgen we te horen van gendarme Firmin: ‘Het spookt in Europa,’ zei hij op een morgen toen hij mijn kamer binnenwandelde. Het was juli en de zomervakantie was begonnen. ‘Het is allemaal begonnen met die Oostenrijker die ze daar hebben afgeknald in Sarajevo. Het Belgische leger roept zelfs de jongste klassen binnen. Ik hoorde ze gisteravond laat nog met veel kabaal de tram pakken. Ik ben blij da’k alleen maar dochters heb. Het zullen slechte tijden worden voor jonge mannen,’ zei hij.
De mensen in Davids omgeving zijn vooral bang, bang voor wat komen gaat. David zelf kijkt juist heel anders tegen de oorlog aan: Hoe raar het ook klonk en al kon ik mij met moeite inbeelden wat mij te wachten stond, het vooruitzicht dat ik moest deelnemen aan een oorlog bracht mij rust. Dood is dood. Ik had het gevoel dat ik aan het tweede bedrijf van mijn leven begon. Een tweede kans kreeg.

De aanleiding van de oorlog volgens het boek was dus de moord op Frans-Ferdinand in Sarajevo.
Maar was dit ook echt zo? Gebeurde er dan niet nog veel meer in Europa?

Aanstichters

De moordaanslag in Sarajevo op de troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije was inderdaad de voornaamste oorzaak voor het losbarsten van de Eerste Wereldoorlog. Oostenrijk-Hongarije wilde daarna maar weinig met Servië te maken hebben. Maar de kans was groot dat Servië door Rusland hulp zou krijgen. Oostenrijk-Hongarije zocht daarom hulp bij Duitsland en kreeg die. Hierop volgde een ultimatum en verschillende mobilisaties die uiteindelijk leidden tot het begin van de oorlog.

Duitsland had dus wel degelijk de grootste rol in dit begin, maar ook andere gebeurtenissen hebben eraan bijgedragen dat de Eerste Wereldoorlog tot stand kwam. Hierbij speelde begrippen als nationalisme in het Slavische rijk, imperialisme met het conflict in Marokko en militarisme ook een rol. Een gevolg van deze stromingen was de bewapeningswedloop die mensen bang maakte voor elkaar. Tijdens de bewapeningswedloop gingen regeringen steeds meer geld uitgeven voor de versterking van hun leger. Daarbij zorgden bondgenootschappen als de ‘Triple Alliantie’ tussen Duitsland , Italië en Oostenrijk-Hongarije en de ‘Triple Entente’ tussen Rusland, Frankrijk en Engeland, voor veel conflicten. En dan niet te vergeten dat vele leiders dachten met deze bondgenootschappen de rust in Europa te kunnen doen wederkeren. Het tegenovergestelde gebeurde: wapens waren beter, sterker en nieuwer en zorgden daarom voor veel meer slachtoffers.

Kortom, Duitsland speelde een hele grote rol wat betreft de aanstichting van de oorlog. We moeten alleen niet vergeten dat daar nog veel meer dingen aan vooraf gingen. Het was niet alleen de fout van Duitsland, het was de fout van heel Europa.

28 juni 1919
Het verlies van de oorlog kwam de Duitsers duur te staan. Het land werd in ‘ de Vrede van Versailles’ (28 juni 1919) hard aangepakt. Het kreeg de schuld van de oorlog, tot ongenoegen van de meeste Duitsers en hun nieuwe democratische regering. Het verdrag werd door de Duitsers als zeer onrechtvaardig ervaren. Naast een verlies aan grondgebied en mensen was dit verdrag ook een zware aderlating voor de Duitse industrie: een flink deel van de steenkolen- en staalproductie ging verloren. Verder werd het Duitse leger beperkt tot honderdduizend man.
De Duitsers hadden gehoopt dat de geallieerden hen meer zouden vergeven. Ook dacht men dat de Verenigde Staten aangepakt zou worden. Het verdrag bracht daarom een tweede grote schok teweeg onder de Duitse bevolking: met het verdrag, waren zij het absoluut niet eens.



donderdag 12 juni 2014

Opdracht leesgroep



‘Hersenschimmen’

Wij hebben voor het boek ‘hersenschimmen’ van J. Bernlef gekozen. Dit boek leek ons interessant, omdat het hoofdthema van dit boek dementie is, een heel actueel onderwerp. In het boek volgen we het verhaal van Maarten die zelf dementie heeft. Dat het over dementie gaat, kun je al zien aan de titel, ‘Hersenschimmen’. De herinneringen aan Maartens verleden worden steeds vager door de dementie. De herinneringen zijn slechts schimmen, vandaar ‘Hersenschimmen’.
Onze verwachting was dat we een beter idee zouden krijgen over hoe je je voelt als je dementie hebt en hoe het proces verloopt, omdat de hoofdpersoon hier in het boek mee te maken heeft. Deze verwachting is uitgekomen. Je merkt dat de hoofdpersoon steeds minder weet en ook steeds angstiger wordt en steeds afhankelijker wordt, naarmate het verhaal vordert. Zonder dit boek zou je dat gevoel zelf nooit kunnen ervaren, tenzij je aan de ziekte lijdt.
Maarten is de hoofdpersoon in het boek. Hij is 71 jaar en woont in Gloucester (Verenigde Staten). Hij woont hier al 15 jaar samen met zijn vrouw Vera en hun hond Robert. Oorspronkelijk komt hij uit Nederland. Hij heeft samen met Vera twee kinderen Freddy en Kitty, zij wonen nog steeds in Nederland. Maarten heeft rechten gestudeerd en werkte bij een Amerikaans bedrijf, ‘Intergovernmental Maritime Consultative Organisation’. In het begin van het boek is zijn dementie nog niet heel erg, maar gedurende het boek wordt de dementie steeds erger. Hij herkent op het eind zijn eigen vrouw zelfs niet meer en hij gaat zich dingen inbeelden. Toch blijft hij liefhebbend, maar aan het eind van het boek wordt hij ook angstig, omdat hij zelf ook merkt dat hij steeds meer dingen gaat vergeten. Naast Maarten komen er ook nog andere personen in het boek voor, zoals:
·         Vera Klein: Vera is al vijftig jaar de vrouw van Maarten. Ze heeft er moeite mee, dat haar man steeds verder aftakelt. Ze is daar verdrietig om. Toch blijft ze een zorgzame, liefhebbende en sterke vrouw.
·         Phil Taylor: Phil Taylor is de vrouw, die Vera uiteindelijk gaat helpen om Maarten te verzorgen. Ze is een grote steun voor Vera en erg behulpzaam.
·         Kitty Klein: dochter van Maarten en Vera, woont in Nederland. Er wordt in het boek niets verteld over haar karakter.
·         Fred Klein: zoon van Maarten en Vera, woont in Nederland. In boek wordt niets verteld over zijn karakter.
·         Dr. Eardly: de huisarts van Maarten. Er wordt ook niks verteld over zijn karakter.
·         Ellen Robbins: Een goede vriendin/kennis van vooral Vera, maar ook van  Maarten. Er wordt niets verteld over haar eigenschappen. 

Schrijfstijl
De hoofdpersoon is dus Maarten. Het verhaal wordt ook verteld door Maarten in de ik-persoon en hij is ook degene die alles waarneemt. Hij is dus verteller en focalisator, waardoor je goed te weten komt hoe hij zich voelt.
Het verhaal speelt zich af vooral af in zijn huis in Gloucester (Verenigde Staten). Soms speelt het verhaal zich ook af in Gloucester zelf. In het begin gaat hij namelijk Gloucester in om zijn hond uit te laten. Later komt hij hier terecht, omdat hij wegloopt van huis. Het verhaal speelt zich af in de winter. Er ligt veel sneeuw.
 Dit is belangrijk, omdat Maarten zijn vergeetachtigheid vaak wijdt aan het feit; dat het winter is; dat het koud is en dat er sneeuw ligt. Dat sneeuw kan je ook vergelijken met hoe het in Maartens hoofd is. Door de sneeuw lijkt alles op elkaar en alles is een beetje vaag. In Maartens hoofd is ook alles vaag. De winter kan dus als motief worden gezien. In het boek komen ook nog andere motieven voor, namelijk: de oorlog, de taal, het boek ‘Our man in Havana’ en de tijd. Maarten heeft het in het boek regelmatig over de oorlog. Soms komen er herinneringen boven over de oorlog, maar soms denkt hij dat het nog steeds oorlog is, terwijl dat niet het geval is. Taal is ook belangrijk in het boek. Aan het taalgebruik van Maarten kun je goed zien, hoe ziek hij is. In het begin is er namelijk nog niets te merken aan zijn taalgebruik, maar hoe zieker hij wordt, hoe slechter zijn taalgebruik wordt. Op het eind kan hij zelfs geen normale zinnen meer vormen. Omdat hij in Amerika woont, spreekt hij ook Engels. Maar hoe zieker hij wordt, hoe slechter hij deze taal beheerst. Het boek ‘Our man in Havana’ is ook een veel terugkerend gegeven in het boek. In het begin herkent hij het boek nog, maar telkens als hij het terugziet, herinnert hij zich er minder van. Door zijn dementie raakt Maarten ook zijn tijdsbesef kwijt. Hij weet niet meer of het dag of nacht is en wanneer dingen gebeurd zijn. Soms denkt hij terug aan het verleden en denkt dan dat het op dat moment gebeurt.

Tijd
Het verhaal is chronologisch verteld. In het verhaal zitten geen vooruitwijzingen, wel zitten er veel terugwijzingen en flashbacks in. De flashbacks zijn de herinneringen van Maarten aan vroeger. De verteltijd is 153 bladzijden. De vertelde tijd is ongeveer negen dagen, maar door de flashbacks is de vertelde tijd ongeveer 65 jaar. Dit kan je zien aan de cursief gedrukte zin. Deze zin geeft een nieuwe dag aan. 

Open plekken
Door onder andere de flashbacks worden vragen bij je opgeroepen. In het verhaal vinden we dan ook veel open plekken. Vragen als: Waar komt Maarten terecht? Wie is Karen? Wat was zijn relatie tot zijn vroegere pianolerares Greet? Wat voor relatie had Maarten vroeger met zijn vroegere collega, Karl Simic? Hoe loopt het af met Maarten? Wat gebeurt er met Vera?, worden eigenlijk niet beantwoord.

Gezamenlijk oordeel
We vonden ‘Hersenschimmen’ een mooi boek, maar doordat Maarten steeds verder achteruit gaat, wordt het voor de lezer naar mate het boek vordert steeds moeilijker te volgen. Hij raakt zijn gevoel voor taal kwijt en maakt vreemde zinnen. Als lezer moet je je aan het einde erg focussen om het boek nog enigszins te kunnen volgen.

Persoonlijke conclusie
Toen we over het boek begonnen te discussiëren, ging dat eigenlijk vrij soepel. We begrepen elkaar en waren het met elkaar eens. Hierdoor ontstond er geen verwarring en konden we snel aan de opdracht beginnen. De opdracht sluit goed aan bij de leerstof die we in de Syllabus moesten leren. Hierdoor kon ik toepassen wat ik geleerd had en hierdoor begrijp ik sommige dingen nu ook beter. Ons boek heeft leesniveau 3, wat wij allemaal aan kunnen, maar het enige struikelblok was dus dat het boek naar het einde toe steeds moeilijker en onduidelijker werd. Als we nog een opdracht als deze moeten doen , zou ik een boek van een leesniveau hoger kiezen. Ik vind lezen leuk en denk dat ik dit wel aan kan. Qua schrijver zou ik niet weten wat ik het liefst wil lezen. Ik kijk vaak niet naar schrijvers maar juist waar het verhaal over gaat.

woensdag 19 februari 2014

Verwerkingsopdracht 'Why I Love This Book' Opdracht A: schrijf een betoog.

Wat zou jij doen als de liefde van je leven spoorloos verdween?

Dit overkomt Rex Hoffman in de misdaadroman ‘Het gouden ei’ van Tim Krabbé.  Een klein boekje met een spannend en meeslepend verhaal.  Kunnen deze eigenschappen leiden tot een bestseller of zijn het de ingrediënten voor een regelrechte mislukking?

De eerste uitgave van het boek was in 1984. Veel lezers zullen wel denken: ‘Dat is oud! Toen was ik er nog niet eens’. Begrijpelijk om te zeggen. Veel jonge mensen zullen het boek misschien afkeuren omdat het zo ‘oud’ is. Toch hebben velen van jullie er vast wel eens van gehoord. Waarom? Scholieren kunnen dit boek namelijk lezen voor de lijst. En laten we wel wezen, er zou geen boek op die lijst staan die er niet op hoort, toch?

Saskia, de partner van Rex, is in het begin van het boek spoorloos verdwenen. Rex komt hierna in allerlei conflicten en raadsels terecht. Hij wil weten wat er met haar gebeurd is. Door de raadsels en conflicten wil je het boek zo snel mogelijk uit lezen. Als lezer blijf je maar doorgaan tot het einde in zicht is. Die ene vraag blijft maar aan je knagen: Wat is er met Saskia gebeurd?

De vertelde tijd van het boek is ongeveer acht jaar. Doordat zo’n lange tijd in 98 pagina’s verteld moet worden, volgen de gebeurtenissen elkaar snel op. Hierdoor houdt de schrijver de spanning er voor de lezer in.

Als lezer weet je al snel meer dan de hoofdpersoon zelf. Zo ontmoet je, door middel van flashbacks, de ontvoerder van Saskia eerder dan Rex. Doordat je deze informatie als lezer hebt verkregen, wil je eigenlijk de hoofdpersoon waarschuwen. Je wilt hem vertellen wat er is gebeurd en of hij de goede kant op gaat. Dit kan natuurlijk niet.  Daarom wil je zo snel mogelijk doorgaan met lezen:  je laat het niet rusten tot je zeker weet dat de hoofdpersoon net zoveel weet als jij.

Overigens hoef je nu niet bang te worden van het woord ‘flashbacks’. Het boek is in chronologische tijdsvolgorde geschreven met hier en daar een flashback. Deze komen aan bot om het verhaal alleen maar duidelijker te maken. Je hoeft niet bang te zijn dat je de rode draad in het boek niet meer terug kan vinden.

Het lot speelt een grote rol in dit boek. Als iemand verdwijnt, wordt je aan het lot overgelaten. Je weet niet wat er met diegene is gebeurd en je zal dit misschien wel nooit te weten komen. Als het jouw lot is om dit wel te weten te komen, dan gebeurt dat ook. Ook Rex nadert zijn lot naarmate het boek vordert. Een onaangenaam lot, hetzelfde lot als zijn grote liefde.

Door alles waar Rex mee te maken krijgt,  leef je al snel met hem mee. Je wilt dat hij Saskia vindt, niets liever. Je zoekt als het ware met hem mee . Dit maakt het heel bijzonder, want het voelt nu alsof jij zelf de hoofdpersoon bent. Hierdoor kun je jezelf als lezer goed inleven.

Natuurlijk houd je wel in je achterhoofd dat dit verhaal misschien geen ‘happy end’ heeft. Dit maakt het boek boeiend. Je weet dat er iets slechts aan komt, maar je weet niet wat. En wil je het ook wel weten? Allemaal vragen waar je als lezer mee blijft zitten. Vragen die je alleen te weten kunt komen door het boek te lezen.

Kortom dit boek is verreweg van een regelrechte mislukking. Het verhaal zit boordevol inleving, climaxen,  raadsels , emoties en vragen. Je leest het boekje in één zucht uit, wat het ook aantrekkelijk maakt voor minder ervaren lezers. Ik raad het echt aan voor mensen van mijn leeftijd maar ook voor mensen van andere leeftijden. ‘Het gouden ei’ is een echte bestseller.