Als Moenen een duivelse loverboy uit 2014 zou zijn, hoe zou hij een hedendaagse Mariken dan verleiden? Met een Zalando-kreet of een gegarandeerde plek bij de studie medicijnen? Laat je fantasie de vrije loop en beschrijf de verleidingstruc.
Verhaal
Het geluid wat ik
hoorde, was overweldigend toen ik richting de terrassen liep. Nijmegen bruiste
van de feestgangers die hun toevlucht zochten in café ’T Hoekje. Massaal zag ik
hen het geluk vinden in een glas alcohol. Ik liep verder, onwetend over wat ik
verderop voor schone verschijning zou tegenkomen. Met de handen in de zakken,
het was ondertussen eind september, liep ik
de stoepen van de binnenstad op en af. De straat waar ik nu in liep was rustig,
stil. Hier en daar kwam ik een passant tegen. De een liet zijn hond uit, de
ander kriskraste dronken de weg over. Toen ik bijna over een losse tegel
struikelde, zag ik haar: hoge hakken, kort rokje en lange haren. Mijn aandacht
had ze meteen. Ze zat alleen op het trottoir, haar nagels tot aan de riemen
afgebeten. Charmant als ze was, zat ze daar. Moederziel alleen in de kou. Vol
vertrouwen liep ik op haar af. Twee meter van haar verwijderd leken mijn
hersenen pas te werken: Wat moest ik tegen haar zeggen? ‘Lekker weertje hè? Kom
je hier vaker? Ik ben mijn telefoonnummer kwijt, mag ik die van jou?’ Nee
Moenen, jemig man wat dacht je nou. Toen ik op het punt stond rechtsomkeert te
maken hoorde ik haar fluweel zachte stem; ‘Hallo vreemdeling’, was wat ze zei.
Verstijfd stond ik daar, met mijn rug naar haar toe. Had ze het tegen mij?
Vertwijfeld keek ik haar aan. ‘Jij ja', nog een keer die zachte stem. ‘Oh
hallo’, zei ik zo nonchalant mogelijk. Toen ze opstond om zich aan mij voor te
stellen, zag ik dat ze haar vest aan had. Achterop las ik in witte letters
‘Emmeken’. ‘Emmeken dus, mooie naam’. ‘Hè’, zei ze. ‘Emmeken’ , zei ik dit maal
wat luider. ‘Oh!’ , hoorde ik uit haar
mond komen. ‘Dat is niet mijn naam, maar die van mijn zusje. Dit is haar vest
snap je’. ‘Juist ja..…’ Ik voelde me met de minuut dommer worden. Wat dacht ze
wel niet van me. Ze zag me piekeren.‘ Als je Emmeken mooi vindt, mag je me wel zo noemen hoor’. Een speelse tik belandde op mijn schouder, gevolgd door een knipoog. Ik raapte mijn
moed weer bijeen. ‘Dus Emmeken, wat doet zo’n mooie meid als jij hier zo
laat alleen. Weet je niet dat de straten van Nijmegen gevaren met zich
meebrengen?’ ‘Jawel, maar ik ben een sterke meid’, hoorde ik haar zeggen. Ik
zag in een flits dat ze haar tranen verbeet en snel een andere kant op keek. Ik
sloeg mijn arm om haar heen en wreef met mijn hand over haar rug. Zachtjes
hoorde ik haar snikken. ‘Hé, doe maar rustig. Wat is er?’ Ze keek me aan met
haar natte ogen. ‘Ik..ik..mijn’ , stamelde ze. Nadat ze een diepe teug
ademhaalde, stopte het snikken. ‘Ik ben hier alleen, zei ze, ik woon hier
helemaal niet en heb geen onderdak voor de stille nacht. Mijn tante woont in
dat huis daar’. Ze wees naar de overkant van de straat. ‘Ze laat me niet bij
haar logeren vannacht’. Ze keek naar beneden, in het licht van de
lantaarns zag ik dat haar wangen rood werden. Zenuwachtig plukte ze aan haar
kleren. Ik wist welke vraag ze aan me wilde stellen en deed het daarom zelf
maar. ‘Zeg, ik woon hier toevallig erg dichtbij, zelfverzekerd ging ik verder,
zou je de nacht misschien bij mij willen doorbrengen?’ Ze keek me met grote
ogen aan, aarzelde. Was dit dan niet de gedachte die zij ook had? Had ik weer
iets doms gevraagd? ‘Als je de nacht bij mij doorbrengt, kopen we morgen meteen
een stel nieuwe kleren voor je’. De kleren die ze nu aanhad waren vies geworden
van de stoep waar ze op was gaan zitten. Ze zag wel wat in mijn aanbod. Haar blik
veranderde en ze stemde volledig in. ‘Wat zou het ook, je lijkt me een aardige
jongen. Ik heb de kans helemaal niet gekregen om je naam te vragen besefte ze hardop’. ‘Moenen’. ‘Moenen,
apart. Apart is goed’ , voegde ze eraan toe toen ze mij vreemd zag kijken. Ik rolde met mijn ogen.
Na vijf minuten
lopen, waren we bij mijn appartement aangekomen. In die tijd was Emmeken van
huilend meisje naar enorme flapuit gegaan. Ze voelde zich ontzettend op haar
gemak en deed alsof we elkaar al jaren kenden. Voor de deur stopte ik. ‘Nou dit
is het dan, mijn kasteeltje in het mooiste stuk van Nijmegen’. ‘Wat is dat’,
vroeg ze me. Ze wees naar het kasje wat boven de bel hing. ‘Dat, Emmeken, is
voor de veiligheid. Ik moet daar een code invullen zodat ik naar binnen kan.
Weg met die ouderwetse sleutels’, lachte ik. Ik toetste mijn code in, ‘9…6…2…2’,
mompelde ik hardop. ‘Hoe onthoud je dat’, vroeg ze nieuwsgierig. ‘Dat is de
truc, zei ik zelfverzekerd, ik heb voor alles dezelfde code. Pinpas, telefoon,
appartement en ga zo maar door. Na een tijdje onthoud je het dan wel’. ‘Slim
van je’. We stapten binnen. Ik pakte haar vest aan en toen ze de trap op liep
streek ik met mijn vingers over de witte letters op de achterkant. Ik hing het op
en liep haar achterna. In de woonkamer zag ik haar alles bewonderen. Van mijn
schilderijtjes tot de kerstkaarten toe, alles werd geïnspecteerd. Ja, ik had al kerstkaarten. Dit terwijl Kerstmis zeker nog twee maanden op zich liet wachten. Mijn familie was hier
altijd al enthousiast mee geweest. ‘Beter vroeg dan nooit!’ was een bekend
familie gezegde. Ze liep naar me toe. ‘Waar kan ik slapen?’ , vroeg ze me. ‘Ik
slaap wel op de bank, flapte ik er
meteen uit, slaap jij maar in mijn bed’. Toen ik haar naar haar kamer leidde,
draaide ze zich om. Een kus verwarmde mijn wang. ‘Bedankt Moenen..’, fluisterde
ze in mijn oor. Ik schonk haar een glimlach. ‘Geen probleem’.
De volgende
ochtend werd ik wakker van een deur die hard dichtklapte. Mijn ogen schoten open.
Ik keek op mijn horloge. Half twaalf al! Ik haastte me in mijn kleren. Vlug
maakte ik een ontbijtje voor Emmeken die nog lag te slapen. Ik liep naar haar
kamer toe en een vervelend gevoel bekroop me. Toen ik de deur open deed, begreep ik waarom. Daar stond mijn bed, maar geen Emmeken te bekennen. Een briefje op het nachtkastje greep mijn aandacht.
Bedankt Moenen. Die nieuwe kleren gaan wel
lukken denk ik zo.
Liefs Emmeken
Haastig liep ik
de woonkamer in. Ik zocht mijn portemonnee. Hij lag op de
keukentafel. Vlug pakte ik hem op en keek. Toen zag ik het; mijn pinpas ontbrak. Pinpas? ‘Maar hoe weet ze
mijn pinco…’ Toen begreep ik hoe dom ik was geweest.